Verslag Vlaams-Nederlandse Contactdag 2021
Op zaterdag 13 november 2021 vond in het Afrika Museum in Berg en Dal de jaarlijkse Vlaams-Nederlandse Contactdag van ICOMOS-Nederland plaats. De contactdag is de jaarlijkse uitwisseling tussen de ICOMOS-comités van Nederland en Vlaanderen-Brussel. Dit jaar was het thema “De Lage landen in Afrika”, oftewel de Nederlandse en Vlaamse sporen op het Afrikaanse continent, waarbij uiteraard ook Afrikaanse sporen in onze landen aan bod kwamen. Met ongeveer 45 aanwezigen was het een prettige en zeer informatieve samenkomst. De dag was georganiseerd door de focusgroep Gedeeld Cultureel Erfgoed - één van de drie focusgroepen van ICOMOS-Nederland - in samenwerking met het Centre for Global Heritage and Development. Bestuurslid David Koren trad op als dagvoorzitter.
Afrika is een - zeker voor Nederland - minder voor de hand liggende keuze, omdat in Nederland de focus van oudsher ligt op Azië (Indonesië) en in mindere mate Amerika (Suriname en de Antillen). Maar toch zijn er in Afrika meer sporen te ontdekken dan menigeen denkt en werd op deze dag veel (ver)nieuw(end) onderzoek gepresenteerd. Na een welkomstwoord door voorzitter Charlotte van Emstede begon een reeks flitspresentaties (‘pecha kucha’), waarbij elke spreker 20 beelden presenteerde die elk gedurende 20 seconden van toelichting werden voorzien.
Grote diversiteit aan sporen
Tristan Mostert van de Universiteit Leiden deed de aftrap en nam de aanwezigen mee naar de rijkdommen uit de “Atlas of Mutual Heritage” die aantonen dat de Nederlanders op zeer veel plekken op het continent aanwezig zijn geweest. Het ging daarbij niet alleen om (semi)permanente aanwezigheid, maar ook om handelsnetwerken. Oscar Hefting (directeur New Holland Foundation) ging vervolgens specifiek in op onderzoek naar Nederlandse sporen in Angola. Deze dateren met name uit de 17e eeuw, toen de Nederlanders in Brazilië gebruik maakten van slaven uit dit deel van Afrika. Een andere verassende aanwezigheid van de Nederlanders in Afrika bleek in Mozambique. De Zuid-Afrikaanse herkomstonderzoeker François Janse van Rensburg (VU) vertelde over twee Nederlandse factorijen aldaar en de samenhang met ontwikkelingen in de materiële cultuur van Mozambique. Architect Janfrans van der Eerden toonde een indirecte relatie met Kenia, ook een land dat niet direct met Nederlands erfgoed wordt geassocieerd. Voortrekkers, veelal afstammelingen van de Nederlandse kolonisten in Zuid-Afrika, trokken in de 19e eeuw ook naar Kenia, alwaar allerlei boerderijen en zelfs enkele kerken zijn gebouwd die onmiskenbaar een Nederlandse signatuur dragen. Emeritus-hoogleraar Luc Verpoest (KU Leuven) verbond het kolonialisme en het modernisme in Kongo en België, om uit te komen bij het vraagstuk van erfgoed en de mogelijkheden dit te behouden ondanks ook de pijnlijke aspecten daarvan. Dit vraagstuk werd ook geadresseerd door architect Robin Engels (Origin Architecture and Engineering) die betrokken is geweest bij de aanpassingen aan de het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. De voortgaande discussie over in hoeverre het museum nu voldoende is aangepast, toont de uitdagingen in het debat over het wederzijdse erfgoed en hoe we daar mee om zouden kunnen of moeten gaan.
Stedelijk erfgoed
In de beide key notes stond het gedeeld stedelijk erfgoed in Zuid-Afrika en Kongo centraal, de twee voornaamste landen waar Nederland en België hun invloed op dit continent hebben doen gelden. Nicholas Clarke, een Zuid-Afrikaanse architect en docent aan de TU-Delft, schetste het bijzondere onderzoeksproject “Common Ground” dat hij geïnitieerd heeft. In dit project wordt de rol van de Nederlandse architecten in Zuid-Afrika vanaf het einde van de Boerenoorlogen in 1902, tot aan het uitroepen van de Republiek in 1961. Dat deze invloed groot is geweest, bleek uit veel voorbeelden, waarbij zelfs duidelijk werd dat deze invloed zich uitstrekt tot Lesotho, waar de RK-kathedraal in Maseru door een Nederlandse architect ontworpen is. Het onderzoek heeft overigens geresulteerd in een prachtig boek, dat daarmee een waardig opvolger is van een eerder onderzoeksproject “Eclectic ZA Wilhelmiens”, waarbij het Nederlandse gedeelde erfgoed in de 19e eeuw centraal stond. Architectuurhistoricus Kees Somer (RCE) nam het stokje over en lichtte specifiek één casu toe: , township Atteridgeville in Pretoria. De ‘modelwoningen’ uit het eerste ontwerp tonen hoe een Nederlandse architect in dienst van de Zuid Afrikaanse overheid deze township heeft vormgegeven. Deze township wordt tot op heden nog volledig bewoond , mede door de relatief hoge kwaliteit van de infrastructuur en de betrekkelijk uitgebreide voorzieningen. Later, in de periode van de Apartheid, vonden echter grote versoberingen plaats in de ontwerpen voor opvolgende townships.
De Vlaamse key note, verzorgd door de Gentse hoogleraar Johan Lagae, vertoonde veel raakvlakken met het voorgaande verhaal. In zijn bijdrage “Living Apart, Together”, richtte hij zich op het architecturale en stedelijke erfgoed van de koloniale segregatiepolitiek in Lubumbashi, Congo. De functie die muren in het straatbeeld vormen zijn naar zijn mening daarbij het meest kenmerkende in de stedelijke uitleg. Het begrip hygiëne wordt gebruikt om deze ‘muren’ op te werpen, om tot de etnische segregatie te komen die een middel is voor het uitvoeren van de koloniale politiek in Congo. In de stedelijke uitleg van het oude Elizabethstad blijken de koloniale tripartite van overheid, kerk en bedrijf goed zichtbaar in het stedelijk weefsel, waarbij de kerk zelfs een belangrijkere positie bekleedt dan het gouvernement. Evenals in Apartheid Zuid-Afrika werden ook hier bufferzones ingesteld tussen de verschillende (etnische) wijken.
Malinese architectuur
Een contactdag in het Afrika Museum kan natuurlijk niet voorbijgaan aan het museum zelf. Daarom vond er ook een rondleiding plaats langs de etnografische collectie, een expositie over slavernij en het buitenmuseum met de representatie van de verschillende Afrikaanse woonculturen, waar onder die in de Vallei van de Dogon in het West-Afrikaanse Mali. De wooncultuur aldaar is één van de weinige voorbeelden van Afrikaanse woonculturen die de werelderfgoedlijst gehaald hebben.

Conservator Afrika en antropologe Annette Schmidt van het Museum voor Wereldculturen, waar het Afrika Museum onderdeel vanuit maakt - naast het Tropenmuseum in Amsterdam, het Museum voor Volkenkunde in Leiden en het Wereldmuseum in Rotterdam - gaf na de rondleiding een lezing over de Nederlandse betrokkenheid bij de Malinese architectuur. Die is vanuit de projecten die zij heeft opgezet in onder meer het genoemde cultuurlandschap, maar ook de stad Jenné, groot geweest. Zo zijn er in 16 jaar tijd meer dan 130 verwaarloosde monumenten gerestaureerd. Na kritiek van lokale bevolking dat er vooral de meest monumentale huizen (‘van de rijke mensen’) werden aangepakt, werden ook de meer eenvoudige woningen aan monumentale pleintjes hersteld. Tenslotte ging Rosalie Hans (VU) met Annette in gesprek over de Afrikaanse wooncultuur, zowel in Mali als over de wooncultuur die op de 5 Afrikaanse buiten-erven, in het museumpark worden gerepresenteerd.
De dagvoorzitter sloot af met de constatering dat er zowel geografisch als thematisch nog veel te onderzoeken valt. De aanwezigheid van Nederlanders en Vlamingen gaat tot maar liefst 4 eeuwen terug, met een duidelijke intensivering van de betrekkingen in de 19e eeuw. Afrika is echter een continent dat - na de betrekkelijke marge van de Koude Oorlog - geopolitiek opnieuw sterk in de belangstelling staat. Met name bij China vanwege Afrika’s grondstoffen, maar ook bij Islamisten en door vluchtelingenstromen. Juist deze ‘harde politiek’ maakt het noodzakelijk om in te zetten op de wooncultuur. Dit kan, in het kader van de ‘soft-power’ van de EU, een ingang zijn die kan bijdragen aan het welzijn van de bevolking. Daarbij zouden de Europese landen zich niet alleen moeten richten op gemeenschappelijk erfgoed, waar de nodige complexe vraagstukken aan verbonden zijn die soms om herpositionering vragen, maar ook op de traditionele en hedendaagse Afrikaanse wooncultuur en de rol die deze nu in Afrika speelt. De kennis en lange betrekkingen tussen Afrika en De Lage Landen bieden daartoe bij uitstek mogelijkheden, zoals deze dag heeft laten zien. Vanzelfsprekend werd de dag afgesloten met een gezellige borrel.
Nawoord
ICOMOS-Nederland werkt inmiddels aan een plan om de bijdragen van de contactdag samen met ander actueel onderzoek naar erfgoed sporen in Afrika te bundelen tot een publicatie.
David Koren