Indisch Den Haag: een bijna onzichtbaar verleden
Excursieverslag GCE-focusgroep
Zaterdag 3 juli dompelde de GCE-focusgroep zich onder in het (verborgen) Indische verleden van Den Haag. Onder leiding van twee deskundige gidsen werd 2 uur lang een bezoek gebracht aan het Statenkwartier, één van de Indische buurten van de Hofstad. Behalve een beeld van de Indische Tante’s aan het Frederik Hendrikplein, hoofdfiguren uit een van de boeken van Yvonne Keuls, is er ogenschijnlijk weinig dat nog herinnert aan de het Indische verleden aldaar. Toch ademt de buurt een (deels pijnlijk) verleden dat maar weinig mensen kennen.
Als nieuwbouwwijk vanaf het fin-du-siècle was het Statenkwartier een wijk waar veel mensen uit Indië terecht kwamen, zowel Indische Nederlanders als Indonesiërs. De groepen kwamen in meerdere golven en om meerdere redenen. Indische Nederlanders en bestuursambtenaren kwamen soms een paar jaar weer terug naar Den Haag, om na een aantal jaar weer opnieuw uitgezonden te worden. Zij werden veelal gehuisvest in luxe pensionhotels, waar het leven van alle gemakken was voorzien. Hun kindermeisjes uit Indië reisden veelal met hun mee en werden heel wat eenvoudiger gehuisvest, in kelders, op zolders, in kleine kamertjes van eenvoudigere huizen. In de praktijk werden deze kindermeisjes, “zeebaboes” genaamd, door de betreffende Indische families veelal als lijfeigenen uitgebuit. Deze families waren immers veel personeel gewend, wat in de Nederlandse context niet zo makkelijk was. Daarom werden de kindermeisjes geacht ook alle andere huishoudelijke taken te vervullen en waren zij van ’s-ochtends vroeg tot ’s-avonds laat in touw. Bovendien logen de personeelsinstructies uit die tijd er niet om (“geen omgang met rasgenoten”).
Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 volgde echter de grootste groep. Tussen 1946 en 1964 arriveerden ruim 60.000 mensen in Den Haag, waarvan de helft zich definitief in Den Haag vestigde (in totaal kwamen er 300.000 mensen). De meeste migranten moesten met spoed gehuisvest worden. Het leeuwendeel trachtte zich zo snel mogelijk te assimileren. Dat gaf hen ook de meeste kans op een echte woning, in bijvoorbeeld Den Haag-zuidwest, een district dat toen tot ontwikkeling kwam. Dit verklaart in ieder geval ook de afwezigheid van Indische elementen in interieur en exterieur, op een enkele uitzonderingen in bijzondere gebouwen na. Bovendien werden Indiërs geacht alle kosten van transport en huisvesting aan de Nederlandse staat terug te betalen, een praktijk die voortduurde tot in de jaren zeventig. De zichtbaarheid van de Indische gemeenschap in Den Haag werd vergroot in 1959, toen voor het eerst de Pasar Malam werd georganiseerd, een nog altijd bestaand multicultureel festival.
De wandeling in twee groepjes door de wijk stipte deze en vele andere aspecten aan. Van Max Havelaar, de ethische politiek, oude toko’s, de Indische tentoonstellingen, woonhotels en kunstenaars met Indische wortels. De rijkdom aan verhalen was opvallend, terwijl een argeloze wandelaar of bezoeker van de wijk in het duister zou tasten om iets van dit Indische verleden te kunnen ervaren. Voor de gemeente Den Haag dus een opgave om deze rijkdom op een subtiele wijze in het straatbeeld leesbaar te maken. De excursie werd afgesloten met een gezellige borrel in restaurant Gember en Na afloop ging een deel van het gezelschap eten in traditioneel Indonesische toko Waroeng Padang Lapek aan de Scholstraat, fameus om zijn West-Sumatraanse keuken en prijswinnende lamssaté, een absolute aanrader! Met dank aan Francis en Esther voor de organisatie, de twaalf enthousiaste deelnemers, onze gidsen, en Hasti voor de gouden diner-tip.
Meer informatie:
- Historie – Statenkwartier
- Kroon, A. (2012). Smaragd. Indisch erfgoed in Den Haag. Hega Offset BV.
David Koren